‘Wie verhalen vertelt, overleeft, zei ze, alsof het een letterlijk advies was.
Verklaren verhalen een ontregelde wereld? (…) Misschien bedoelde ze dat het maar een bedenksel is, een versie die we nodig hebben om te aanvaarden dat we leven.’
Dat is dan ook wat Edith poogt. Toen ze acht was, had haar moeder Naomi een beroerte die ze overleefde: ‘de catastrofale oorlog in haar hersenen en de reconstructie aan de buitenkant.’
Haar vader kan het niet aan – ‘je bent niet de vrouw die ik kende, Naomi, niet mijn vrouw’ – en verlaat hen. Edith – je moet een grote meid zijn, Edith – kiest voor Naomi.
‘Sommige nachten kroop ik bij haar in bed als ze sliep. Haar huid en haar geur waren niet veranderd.’
Het is aangrijpend mooi, die herinnering waarin de onovertroffen Sarah Hall vertelt hoe dochter en moeder – vaak in een andere wereld – met elkaar omgaan. ‘We groeiden om elkaar heen als ranken die wederzijds steun nodig hebben om overeind te blijven.’
‘Wie ze was, wie ze niet meer was, bepaalde ons leven. Er was iets fundamenteels verstoord: de complexe bibliotheek van gedachten, herinneringen, emoties, persoonlijkheid. Ze hadden haar leven gered, maar niet haar ik.
Haar aard, haar Naomi-heid!’
Beeldend
Edith wordt een gevestigd, beeldend kunstenaar, ze ontwerpt gigantische beelden – de Nieuwe Kolossus van de Britse Volkskunst – in speciale, in Japan geleerde, houttechnieken. Shou sugi ban: hout beschadigen om het te beschermen. Een verschroeide houtskoollaag met een staalborstel bewerken om de prachtige nerf eronder te onthullen. Het lijkt een metafoor. Vernietigen om te scheppen.
‘Dwing het vuur niet, reageer erop.
Verdrink het hout niet.
Laat de borstel natuurlijk zijn.’
Een beeldend kunstenaar, net zoals de auteur, Sarah Hall zelf beeldend met woorden omgaat. Dat maakt dit verhaal ook zo bijzonder: de manier waarop Hall dit beschrijft en vormgeeft laat je niet onberoerd. Je leest dit boek – 190 bladzijden – in één ruk uit en leest het dan meteen een tweede keer.
Een verschroeiend virus
Ondertussen is er sprake van een wereldwijd virus.
Edith en haar Turkse minnaar Halit, – officieel Konstadin Konstadinov, zijn grootmoeder woont in Bulgarije – die ze pas ontmoet heeft, verschuilen zich in het atelier: hun persoonlijke lockdown. Ze ziet hem als een boodschapper.
De pandemie is hierbij slechts de context, denk je. Dat ze zich met haar vriend opsluit, zich verliest in liefdevolle seksspelletjes is een wereld op zich.
‘De verbijsterende snelheid van begeerte. Botstructuur. Rondingen van het lichaam. Geur. Zo begint het, met fysieke intuïtie.’
‘Heb je niet gehoord dat er verschrikkelijke dingen gebeuren? Oorlogen, mega-virussen, Nicks moeder. Leef zolang het kan.’
De pandemie wordt gaandeweg het enige onderwerp in het nieuws. Er sterven miljoenen mensen. Je ziet de cijfers op tv, de alarmerende berichten in de media en ontkenningen door de overheid, beelden van virologen met hun onheilspellende schattingen en verpleegkundigen die in video-oproepen wanhopig om hulp smeken. Rampenplannen. Contactonderzoek. Groepsimmuniteit. Officiële berichten met de lijsten van symptomen.
Noodtoestand.
‘Opgesloten zitten met je minnaar is dan een zegen, het heeft de intensiteit van een droom.’
Dan gebeurt het onvermijdelijke. De vernietiging begint. En hoe Edith probeert het leven, háár leven te aanvaarden. Halit betekent eindeloos…
Hoe is het mogelijk om te leven met angst en hoop?
‘De wereld bestaat door haar opnieuw te scheppen, door hoe zij waargenomen wordt. Jij was een scheur in dat alles, een geschenk van plotse waarheid’
‘Het atelier‘ is een verhaal als een brief aan haar geliefde: om te aanvaarden dat wij nog wél leven. Verbrand en beschadigd als hout, maar weerbaarder. Zijn wereld bedwongen. Het doet inzien hoe we het onmogelijke overleven en wat er dan overblijft.
Het is gruwelijk mooi.
________________
Het atelier – Sarah Hall
Uitgeverij Ambo Anthos Vert.: Karina Van Santen/Martine Vosmaer
Paperback – 192 blz – €21,00
isbn: 978 90 263 551 89