‘Ze leggen een gezicht bloot van meer dan 2000 jaar oud en dat niemand in al die tijd had gezien. ‘Het gezicht van een vrouw , uit één stuk gehouwen in steen. De kalksteen gaf het een maagdelijke aanblik, zoals een gesluierd gezicht van marmer. Ze keek recht voor zich uit, met een peilende, doordringende blik. Je kon er niet aan ontsnappen.‘
Na een hevige stortbui is een stapelmuur ingestort en een deel van een helling weggespoeld. In die stenen bergwand vindt een oude boer, Sécaillat, bijzondere steenscherven die uit een ander tijdperk lijken te komen: stukken van een amfoor, van een olielamp, van iets heel anders? In de streek waren eerder al verbazingwekkende ruïnes van een neo-lithisch graf blootgelegd en Gallo-Romaanse overblijfselen van vestigingen waren er talrijk.
Sécaillat roept de hulp in van zijn buurman, de naamloze ik-figuur in het boek. Samen besluiten ze opgravingen te starten. Want de boer wil niet dat de overheid er bulldozergewijs zijn kersenbomen omver rijdt.
Dat is het verhaal op zich.
De kersenboom staat symbool voor de wedergeboorte van het leven na een lange winter, staat voor het kwetsbare leven op aarde.
Toch lees je van bij het begin geboeid verder. Auteur Olivier Mak-Bouchard – het is zijn debuut als romanschrijver – voert je mee in een aparte wereld die bestaat uit drie figuren, meneer Sécaillat, – die in het boek altijd met ‘meneer’ aangesproken wordt, zijn vrouw Mireille die aan Alzheimer lijdt en niet goed beseft wat er gebeurt en de naamloze ik-persoon, wiens vrouw op zakenreis is in Japan. En niet vergeten de grote witte kat met zwarte pootjes die ze de Huzaar noemen. Later voegt Blanche, eega van de ik-persoon zich alsnog bij in het verhaal.
Het opgraven verloopt aanvankelijk als bij een prille liefde, schrijft Bouchard. ‘Eerst doe je onnozel, alsof je niets in de gaten hebt, of je voor haar geen belangstelling hebt. Kat – en muis -spelletje, weet je wel. Omdat je niet blaakt van zelfvertrouwen, durf je niet. En dan weet je het. Het gaat gebeuren. Dat is geweldig. Dat gevoel had ik bij elke scherf aardewerk die uit de grond kwam: we gingen iets vinden ook al wisten we nog niet wat.’
‘Wie waren de laatste die deze ogen had kunnen aanschouwen voordat ze bedekt werden met een lijkwade van aarde. Waren die ogen expres bedekt met aarde? Of waren vergetelheid en verwaarlozing gewoon de laatste gezellen geweest?’
‘Het lied van de mistral‘ is een ode aan het Provençaalse landschap, – de geuren, de fauna en flora én.. de mistral – en tegelijk een eerbiedige blik voor de overlevering, – letterlijk, wat onze voorouders ons nalaten en wat we zelf zullen of kunnen doorgeven.
Dankzij hier en daar plaatselijke uitspraken en citaten in het oude dialect, (op het einde van elk hoofdstuk vertaald) hoor je de Provence, door de gerechten en speciale kruiden proef en ruik je ze.
Je zit meteen mee in het verhaal.
Naarmate je vordert in het boek, word je meer en meer deelgenoot van de vele legendes die nog leven in deze streek van de Alpes-de-haute-Provence en de Vaucluse. De Mont Ventoux en de god Vintur spelen er een belangrijke rol. Van de oversteek van Hannibal tot de Cabro d’or: het geitje met de gouden hoeven en hoorns als schatbewaarder van een mythische schat. De ik-persoon beleeft het helemaal opnieuw als maakt hij zelf deel uit van het sprookje.
De mistral is de Meesterwind. Er zijn dagen dat hij zo vals is als de pest.Hij is een ondeugende god die graag met ons speelt, hij is net een kind dat doet waar hij zin in heeft. Op goede dagen is hij vrolijk, geeft ons speelse duwtjes, vindt hij het leuk om ons ons evenwicht te doen verliezen. Op slechte dagen heeft hij kuren, als een verwend kind dat van zijn ouders altijd alles mocht. Als een kind dat zijn middagdutje niet heeft gehad, trappelend over de grond rolt om zijn zin te krijgen. Dan kwelt hij ons, bezorgt ons hoofdpijn (…) Maar waar een kind rustiger van wordt, is een mooi verhaal of een slaapliedje. Dat moet je de Meesterwind geven om hem in slaap te sussen.’
De mysterieuze legendes van de Provence
Je wordt erin meegevoerd en je bent als vanzelf in vervoering. Dat maakt dit boek uitermate boeiend. Wat aanvankelijk begint als een vermakelijk ‘opgravings’verhaal wordt geleidelijk opgenomen in de alom heersende mysterieuze legendes van de Provence. Je merkt het zelfs aan de schrijfstijl die plots plastischer, beeldsprakerig en haast metaforisch wordt. Alsof de auteur zélf meegevoerd wordt in vervoering, jawel.
Pluim voor de auteur die in dit debuut meteen de juiste toon zet, een aangename verteltrant vond en de lezer tot op het einde weet te boeien. Knap!
Het maakt mij alvast benieuwd naar meer.
___________________
Het lied van de mistral – Olivier Mak-Bouchard
Uitg.: Meulenhoff – vert.: Gertrud Maes
Hardback – 336 blz – €23,99
isbn: 9789029094559