Generatiekloof.
Hoe volwassenen door kinderen pijnlijk raak geportretteerd worden.
‘Onze ouders, die zogenaamd gezaghebbende figuren .. ze dronken graag: dat was hun hobby of misschien een vorm van eredienst. Wijn en bier en whisky en gin. Ook tequila, rum en wodka. Midden op de dag noemden ze het nadorst. Het leek hen tevreden te houden’.
De kinderen zijn met hun ouders op vakantie in een groot landhuis aan een meer. Twaalf kinderen met hun ouders. ‘Sommigen verdwenen paarsgewijs en slopen een slaapkamer in. Enkele jongens konden hen tussen de latten van de kastdeuren door bespieden. Hen hun duistere daden zagen bedrijven. Soms voelden ze opwinding. Vaker walging.’
Dat is de beginsfeer van het boek. Je weet meteen als lezer waar je aan toe bent. Een vlijmscherpe en confronterende schets door een magistraal schrijvend auteur.
Hail hail Lydia Millet!
‘We pakten de ouders streng aan. (..) al was hun ergste misdaad moeilijk precies te verwoorden en daardoor moeilijk juist te bestraffen: de diepste aard van hun wezen. De kern van hun persoonlijkheid. ‘
Noem het maar eendimensionaal, hoe Millet een verhaal vertelt vanuit het standpunt van de jongeren met hun eigenste taalidioom, hoe zij hun ouders bekijken, hun reacties of precies de afwezigheid ervan becommentariëren, hen zien als apathische vreemdsoortige wezens, ver buiten het universum van de kinderen, hun kinderen.
Oorspronkelijk heette het boek A children’s bible en dat zegt meteen zoveel meer. U merkt al lezend wel waarom.
De branie van pubers terwijl de eenzaamheid en de melancholie – reeds! – achter de hoek loert.
‘Ik zat naar de branding en de lucht te staren. Dat deed ik het liefst aan zee. Ik probeerde te verdwijnen in de uitgestrektheid van water en lucht. Ik dreef mijn aandacht verder en verder omhoog, door de dampkring, tot ik me bijna kon verbeelden dat ik de aarde zag. Zoals de astronauten haar hadden gezien toen ze naar de maan gingen.
Als je niets kon zijn, kon je ook alles zijn.’
Tijdens een zware storm en een ware zondvloed, besluiten de kinderen om te vertrekken. De ouders blijven verdoofd en stoned in het gehuurde huis, want anders krijgen ze hun borg niet terugbetaald. Of zoiets.
‘Ze waren altijd alleen maar zichzelf. Ze hadden altijd meer willen zijn dan ze waren. Ze waren stuk voor stuk volwassen maar ziek of treurig, zaten vast aan problemen alsof het gebroken ledematen waren. Ze waren stuk voor stuk hulpbehoevend. Als je dat in gedachten hield, werd je niet zo kwaad.’
‘De laatste zomer‘ is ontluisterend en tegelijk wekt het bewondering. De kinderen met hun creatief, bij momenten ingenieus en altijd praktisch gericht denken, staan in schril contrast met de volwassen ouders die zich wentelen in een dagelijkse roes van seks, drugs en drank. Dàt is de ware ‘lost generation’.
Apocalyptisch
De kleine Jack is begeesterd door zijn kinderbijbel, die hij voortdurend bij zich draagt. Hij ziet analogieën: de twaalf apostelen, de zondvloed, het redden van zoveel mogelijk dieren als op de Ark van Noah, tegenslagen als zovele plagen. Het is uiteindelijk ook de aartsengel die neerdaalt uit de hemel – letterlijk – en het onheil vernietigt met vuur. ‘Want ze hebben zich niet aan de regels gehouden. En iedereen kent de regels.’ In de bijbel heet dat de Tien Geboden.
Zo stijgt het verhaal uit tot een allegorie, een haast profetisch verhaal dat tegelijk een beklijvend, dystopisch visioen wordt.
Lydia Millet schreef hiermee een van de meest fascinerende boeken van dit jaar.
Dat ben ik wel zeker.
_______________
De laatste zomer (A Children’s Bible) – Lydia Millet
Uitg. Meulenhoff – Vert. Inge Kok
Hardback – 206 blz – € 21,99
isbn: 978 90 290 946 89