Op een eiland vlak voor de adembenemende Noorse kust – twee uur roeien – woont en leeft en werkt het gezin Barrøy, eigenaar van het gelijknamige eiland, nauwelijks een kilometer lang van noord tot zuid, een halve van oost tot west: grootvader Martin en zijn zoon en dochter Hans en Barbro. Hans en Maria hebben samen een dochter Ingrid, drie jaar wanneer dit verhaal begint.
Alle hebben ze hun dromen, de vader wil een gemotoriseerde boot, een groter eiland en een ander leven, de moeder wil meer kinderen, een kleiner eiland en een ander leven. Spijt hebben van een droom is het meest verwoestende wat je kunt doen, concludeert auteur Roy Jacobsen.
Vooral de lézer droomt weg bij dit eerste deel van de Ingrid Barrøy -trilogie, De onzichtbaren: een vergeten manier van leven, de overweldigende natuurbeschrijvingen en de voortdurend niet aflatende strijd tegen de elementen. Jacobsen verhaalt het in een nuchtere, bijna zakelijke stijl en met enigszins afstandelijke levenswijsheid.
‘De drie-jarige Ingrid met het lange teerbruine haar en de glanzende ogen en voeten die pas ergens in oktober weer schoenen zullen dragen: hoe komt ze aan die ogen, zo volkomen vrij van de onderdanige domheid van de armoede?’
Martin is de oude grootvader, maar de aftakeling die gepaard gaat met zijn hoge leeftijd tast niet alleen zijn geheugen aan, maar gaat ook gepaard met vreemde denkwijzen en eigenaardigheden die een oude man lachwekkend maken in de ogen van de jongere generatie, aldus Jacobsen.
‘En zo kan elke generatie zich herinneren wat ze zelf wil en kan die generatie haar eigen weg gaan.’
Een eilander is een somber mens, niet bevangen door angst maar door ernst.
Tijdens de eerste winterstorm neemt de vader zijn dochtertje mee – touw om het middel – om naar de bulderende zee te kijken, zodat ze leert er niet bang voor te zijn, zelfs niet wanneer de zee op haar onstuimigst, haar leerzaamst is.
‘Woedende wanden van water die torenhoog opdoemen uit de zwarte nacht en op hen af rollen en te pletter slaan op stenen, strand en klippen, waardoor zand, schelpen en ijs hun om de oren vliegen, dit is iets waar niemand kan naar kijken en wat niemand kan begrijpen of zich kan herinneren, de bazuinen Gods, je kunt het maar beter direct weer vergeten.’
‘En ook al beeft het en tuimelen hemel en zee over elkaar heen, het eiland zelf beweegt niet, gaat nooit ten onder, zelfs als het siddert is het onwrikbaar een eeuwig, vastgeklonken aan de aarde zelf.’ Die haast religieuze openbaring wil de vader delen met zijn dochter, zodat ze nooit angst zou hebben. Het wordt majestueus beschreven door Jacobsen.
‘De roeispanen zijn lome lepels in een stroperige saus.De lange schaduwen van de boten glijden over de schaduwen van de bergen, en het sleeptouw deint er stilletjes tussenin, zo stil dat de stemmen in de færing te horen zijn. Haar moeder draait zich naar haar om en vraagt of ze het koud heeft. Ze glimlachen naar elkaar in een licht dat steeds blauwer wordt.’
Waar het eerste deel – De onzichtbaren – nog over het pure – letterlijk – leven op een eiland gaat, waar vijf mensen zich moeten beredderen met wat ze hebben, vinden, kunnen kopen, – “geld is de deprimerendste band met het vaste land dat ze hebben” – gaat het volgende deel – Witte zee – over de onrustige wereld die in brand lijkt te staan.
De dan 35-jarige Ingrid zoekt alleen haar weg en ontvangt aangespoelde – ook al letterlijk – lijken van soldaten en krijgsgevangen en ontmoet tegelijk de liefde van haar leven.
Gaandeweg wordt dit verhaal van een ruw en rauw leven op een eiland met de rest van de wereld ver weg, een allegorie over de donkere tijden waarin na WO II niet alleen Noorwegen verwikkeld is.
Een verhaal van natuurgeweld dat verglijdt naar een verhaal van oorlogsgeweld, mensengeweld.
‘..bij elk woord dat over haar lippen kwam werd het erger dan het was geweest, maar ook anders, alsof het over iemand anders ging, niet over haar, en dat ze tegen zichzelf praatte, zoals alle eilanders doen om er niet aan onderdoor te gaan, tot haar stem verstomde er er een lange stilte viel – de twee of drie dagen voordat de mannen kwamen, waren ook verdwenen, de dagen vanaf de nacht dat híj haar verliet tot zíj haar vonden; ze wist niet wannéér de duisternis was ingevallen en of die was veroorzaakt door hem of door haar of door het gemis van datgene wat ze maar niet kon vergeten.’
Recent verscheen deel drie – Ogen van de Rigel – (het schip dat schipbreuk leed) waarin Ingrid haar zoektocht naar de vader van haar kind voortzet op het vasteland waar ze zich moet verdedigen tegen vreemde Duitse officieren, burgers die nazi’s zijn en collaborateurs.. ..
De zee, de zee zou nooit meer schoon worden.
Deze trilogie is ongetwijfeld het magnus opum van Roy Jacobsen geworden.
Overigens zijn de drie delen een sieraad in je bibliotheek: door De Bezige Bij mooi uitgegeven in een handige hardback versie, (altijd mijn favoriet), een prachtige omslag én een knappe vertaling door Paula Stevens.
_________________
De onzichtbaren – Witte zee – Ogen van de Rigel – Roy Jacobsen
Uitg.: De Bezige bij – Vert. Paula Stevens
hardback, 256 blz / 238 blz / 240 blz, €14,99 – €21,99 – €23,99
isbn: 978 94 0315 731 3 / 978 94 0313 141 2 / 978 94 0313 681 3
Het is zelfs een vierluik, dus je hebt nog een deel te gaan! Zelf heb ik alleen nog het eerste gelezen.
LikeLike
Ik vind dat 4de deel niet .. ook niet op website van de uitgever???
LikeLike
Het is nog niet vertaald in het Nederlands, maar hier op Goodreads staan er vier in het Noors: https://www.goodreads.com/series/215946-ingrid-barr-y
LikeLike
aha, ok, bedankt!!
LikeLike